maandag 4 augustus 2014

Munkar en Nakir

Nadat ik weer met beide voeten op de grond terecht gekomen was en mij had gerealiseerd dat de hernieuwde kennismaking met Reina, bij mij het onuitwisbare besef teweeg gebracht had van mijn eigen ingetreden dood, werd ik onafgebroken heen en weer geslingerd tussen enerzijds de manische buien waarin ik blijk gaf van mijn vreugde over de herstelde band met mijn aan gene zijde vertoevende echtgenote en anderzijds diep in zak en as kon zijn over de realiteit van mijn onbewuste overgang naar Barzak, dit achter de horizon verscholen oord waarvan ik, op mysterieuze wijze sinds kort ingezetene geworden was.

Mijn dood moest mijzelf wel enorm hebben overrompeld, want ik herinnerde mij niets van mijn reis naar hier, behalve de aankomst op het treinperron, het druilerige weer en de archaïsche sfeer die de bebouwing van het stadje en haar bevolking op mij had gemaakt. De verplaatsing van mijn gehele ziel en zaligheid naar Barzak had plaatsgevonden zonder enig besef van ruimte en tijd waarbij in een mum van tijd een onvoorstelbare afstand was overbrugd. Reina vertelde mij enkele dagen later dat mijn wedergeboorte als burger van Barzak was opgenomen en zij nam mij met zich mee naar de woeste heuvels van Muon. Ik had het mij werkelijk niet zo voor kunnen stellen maar op het culminatiepunt, waar de heuveltoppen en de azuurblauwe omlijning van de hemelbol samen leken te smelten, ontwaarde ik een warempel een grote ruimtetelescoop. Reina nam mijn hand in de hare en sleepte mij er mee naar toe omdat ik, naar haar zeggen, van daaruit mijn eigen ter aarde bestelling postuum kon observeren.

De man, licht kalend, hoge schedel met opvallend diepliggende ogen, stelde het instrument in naar geslacht, plaats en tijdstip en in het display kwamen de namen van een viertal personen naar voren die kennelijk gelijktijdig de reis naar Barzak hadden ondernomen. Ik herkende mijn eigen gegevens, die de man vervolgens bevestigde aan het systeem, waarna hij mij wenkte om met mijn oog tegen het oculair plaats te nemen. De ceremonie was al begonnen en ik zag nog net hoe de lange stoet die achter de baar aan had gelopen zich in een wijde kring verspreidde om het reeds gedolven graf. Ik herkende mijn collega's van school en enkele ouders van leerlingen maar ook oud-leerlingen en enkele buren, mijn broer en schoonzus welke ik al enkele maanden niet had gezien. Ook ontwaarde ik mijn nichten en vrijgezelle neef, waarvan ik altijd al vermoed heb dat hij in zijn spaarzame vrije tijd de herenliefde bedrijft. Verder aan de achterzijde zag ik ook nog de meest dichtbij staande familieleden van Reina's kant. De man in de duffel en voorzien van een stijlvolle groene hoed op zijn hoofd, stil leunend op zijn zwart ebbenhouten wandelstok, herkende ik als Mr. André Pruiksma, waarmee ik vele avonden, al drinkend, op de sociëteit had doorgebracht. Ook Edgar Bos de wijnhandelaar, bourgondiër in hart en nieren, had tijd vrijgemaakt om mij de laatste eer te bewijzen. Dat is fideel van je kerel, erg fideel, liet ik mij binnensmonds ontvallen.

De beheerder van het observatorium wees mij op een schakelaar aan de voorzijde van het oculair, welke ik op zijn aangeven in de andere stand bewoog en zag het beeld veranderen in een voor mij onbekend schouwspel. Boven de kring rouwenden aan mijn graf zag ik de vage contouren van twee engelen zweven. Ik schakelde geschrokken terug naar de normale stand en constateerde dat de engelen nu uit mijn beeld waren verdwenen. Stoutmoedig geworden, schakelde ik opnieuw over naar de andere dimensie, waarvan wij in ons alledaags bestaan op aarde kennelijk in het geheel geen weet hebben. De beide engelen waren nog steeds aanwezig en bewogen zich in cirkels boven de mensen en het open graf waarop mijn kist inmiddels geplaatst was. Het werd mij spoorslags duidelijk dat ze beiden kennelijk een belangrijke rol hadden ten aanzien van mijn ter aarde bestelling, dat zij zeer waarschijnlijk een essentieel onderdeel vormen van een bij mij onbekend gebleven protocol. Ik zie twee engelen boven mijn graf zweven, liet ik mij botweg ontvallen. Dat zijn, zeker weten, Munkar en Nakir, antwoordde Reina; ze zijn bij mijn dood ook bij mij langs geweest en bepalen uiteindelijk of je wordt toegelaten tot Barzak. Gelet op het feit dat je nu zo naast mij staat, mogen we er vanuit gaan dat deze ballotage in je voordeel is uitgevallen.

Hoe zei je, waren de namen van die beide engelen, vroeg ik verbaasd. Reina herhaalde de namen en voegde daaraan toe dat met name binnen de islam een bredere bekendheid bestaat met deze beide poortwachters van Barzak. Je zult dadelijk via de telescoop gaan waarnemen, als de belangstellenden aan je graf zijn verdwenen, dat Munkar en Nakir zich beiden bij je zullen gaan voegen en je vragen zullen gaan stellen waarvan jouw beantwoording, en niets anders dan dat, bepalend zal zijn om te beoordelen of je als mens goed hebt geleefd. Is dat zo, dan mag je naar Barzak. Uiteindelijk zal op de dag des oordeels worden bepaald, wat je uiteindelijke bestemming gaat worden; of je beloond zal worden in het hemels paradijs of dat je tot in eeuwigheid zult branden in de hel.

Van de orthodoxe joden weet ik het, zo liet ik mij ontvallen terwijl ik mijn blik gericht hield op het schouwspel dat zich door de kijker voltrok, zij laten hun bakkebaarden groeien waarbij de uiteinden eindigen in krullen die sterk gelijken op haken. Mochten zij overvallen worden door de dood dan komt de aartsengel Gabriël op hen neer dalen en vraagt hen naar hun Joodse naam. Als zij deze naar waarheid noemen dan grijpt de aartsengel zich vast aan de haken van de bakkebaarden en voert de dode met zich mee ten hemelvaart. Dat een dergelijk engelenritueel ook met mij was gebeurd was mij volslagen onbekend gebleven. Wat wist ik nu van Barzak, laat staan van de doodsengelen Munkar en Nakir? Niets, maar dan ook helemaal niets!

Hoe kon Reina zich dat wel van haar eigen overgang herinneren terwijl ik onthouden was gebleven van deze kennis. Ik stelde haar die vraag. Dat komt omdat je geheugen de snelheid van je reis naar hier niet heeft kunnen bijbenen. Neem van mij aan dat je op een gegeven moment de herinnering aan je eigen dood weer zult terug krijgen. Dat vraagt om nog een beetje geduld, een moeilijk begrip overigens in een dimensie waar tijd geen rol meer speelt. Toch zul je het geduld daartoe moeten opbrengen, gaf Reina mij te kennen terwijl ze lieflijk met haar hand over mijn arm heen en weer streelde. Mijn hoofd zat barstensvol vragen. Nog nooit had ik mij zo onbeholpen gevoeld in deze voor mij vreemde wereld.

Ik zag de menigte wegtrekken van mijn graf, de aardse plechtigheid was zichtbaar tot een einde gekomen. De engelen des doods waren via de speciale stand van het oculair zichtbaar voor mij en zaten gebroederlijk naast elkaar met hun neerhangende zwarte vleugels op een stevige tak van een boom die de dodenakker omlijstte. Nadat ook de laatste bezoeker het kiezelpad achter zich had gelaten glipten de engelen mijn graf in om zich te onderhouden met mijn nog in de kist ronddwalende geest. Nakir, de kleinste van het stel onderwierp mij aan een spervuur van vragen die ik helaas vanuit het observatorium niet kon verstaan maar kennelijk waren mijn antwoorden in overeenstemming met hun verwachtingen daaromtrent. Uiteindelijk nam Munkar mijn geest op en steeg daarmee naar ongekende hoogte. Als een kleine stip zag ik Nakir op respectabele afstand volgen.

Bijzonder, zeer bijzonder, liet ik Reina en de man met de diepliggende ogen weten. Ik dacht dat alleen een gelovige toegang zou krijgen om via de doodsengelen het hiernamaals te betreden maar ook wij, zie hier; het levende bewijs, worden zonder meer toegelaten. Ik schoot onderwijl stilletjes in de lach om de door mij gebezigde term 'het levende bewijs', wat natuurlijk volledig haaks stond op de werkelijke status die ik nu representeerde.

Even later in het bezoekerscentrum evalueerden we de gebeurtenissen van vandaag onder het genot van een kop vers gezette chocola. Ik kon er maar niet over uit dat ik overleden en al begraven was en daarna in alle stilte, hangend onder een engel des doods overgegaan was naar Barzak. Reina beleefde er zichtbaar plezier aan, dat was mij duidelijk.

zondag 4 mei 2014

Beste Bram van Ojik

Beste Bram,

Ik heb kennis genomen van je opstelling in de tweede kamer, waarbij je sterk hebt gepleit voor het invoeren van hardere sancties gericht tegen de kring rondom Poetin en de gevluchte oude regeringsleden uit de Oekraïne.
Ik constateer dat je hiermee wel heel erg achter de westerse mainstream aanloopt, - lees Amerika en de EU en NAVO - en dat je hierbij weinig blijk geeft van je kennis over het verleden van de Oekraïne.
Zou je je goed hebben laten inlichten dan zou je wellicht tot de onderstaande opstelling zijn gekomen, waarin ook het GroenLinkse geluid beter tot haar recht was gekomen.Ik heb mij de vrijheid veroorloofd om je volgende speech, met betrekking tot het debat in deze kwestie maar te gaan schrijven. Ik hoop dat je er wat aan hebt.

Geachte voorzitter:

Tot augustus 1944 bestond er een west Oekraïne, dat eeuwenlang heeft toebehoort aan de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. (Donau-monarchie) en binnen dit keizerrijk onder het bestuur van Polen heeft gestaan, maar in augustus 1939, als onderdeel van het geheime von Ribbentrop-Molotov pact, door de nazi's aan Stalin werd overgedaan. Tevens bestond er een oost deel dat sinds de instelling van de USSR in 1922 daar deel van uit heeft gemaakt, Russisch dus.
De geschiedenis heeft met Stalin tot gevolg gehad dat er in het oostelijke deel van de Oekraïne sprake is geweest van een bewuste Russificatie, door het wegvoeren van grote delen van de eigen boerenbevolking naar Siberië (mogelijk zelfs 850.000 mensen) en een ongekende, van staatswege georganiseerde, hongersnood, welke tussen de 5 en 10 miljoen slachtoffers heeft gekost. Daarna de komst van honderdduizenden Russen welke vanuit andere gebieden uit de USSR werden overgebracht om de oogsten en de economie te laten veiligstellen. Hierdoor is de Oekraïense eenheid, zoals die er al was, voor altijd verstoord. Dat is de situatie nu, waarin ook Poetin gevangen zit.
Wij zullen ons dan ook in moeten zetten voor herstel van de grens van voor 1944, waarbij het westen van de Oekraïne aan de EU wordt toegevoegd, bij voorkeur als zelfstandige staat met een democratisch gekozen regering in Kiev. Het oosten zal, inclusief de Krim tot Rusland gaan toebehoren wellicht met de oude Oekraïense hoofdstad Charkov weer in ere hersteld. Met het terugbrengen van de oude situatie wordt recht gedaan aan hoe de meerderheid van de bevolking in beide delen het willen zien gebeuren. Dat vraagt van ons geen sancties, geen versterking van NAVO troepen aan de grens van Polen en de Baltische staten, hetgeen overigens nergens goed voor is, behalve als een provocatie voor Rusland.

Voorzitter, de EU moet zo snel mogelijk naar de diplomatieke oplossing toe werken en dus praten met kennis van het verleden en met respect voor ieders positie. GroenLinks zal zich dus keren tegen verdere sancties aan Rusland en langs diplomatieke weg willen streven naar een situatie van deëscalatie in het gebied. Ik dank u voor uw aandacht.

donderdag 1 mei 2014

Het Vlugschrift

Ich bin das Flugblatt, Signal der Zelle,
Und nie verstummt, wo der Terror auch haust,
Am Feld, im Werk, an der Stempelstelle,
Zerlesen, zerdrückt von der schwieligen Faust.
Und weitergegeben, ein Satz allein:
Wir waren, wir sind und wir werden sein!

Ich bin das Flugblatt, das täglich erscheint.
Gedruckt vom Heer der geheimen Pressen,
Verfolgt, beschlagnahmt vom blutigen Feind.
Und killt ihr die Setzer, stampft ihr mich ein:
Wir waren, wir sind und wir werden sein!

Dieses Gedicht erschien erstmals in Arbeiter-Stimme. Organ der Kommunistischen Partei Leoben, 1. Jg., Nr. 2, Anfang Juni 1934, DÖW Bibliothekssignatur 4007a/9 (Bestand Illegale Flugblattsammlung); später wurde es in anderen illegalen Zeitun- gen veröffentlicht: Der rote Stern. Organ der KPÖ und des Schutzbund (Favoriten); Volkswacht. Nachrichten- und Propagandaorgan der Kommunistischen Partei für St. Pölten, Jänner 1935.

Dit gedicht (Het Vluchtschrift) verscheen voor het eerst in de Arbeidersstem. Het orgaan van de communistische partij Leoben, 1e Jaargang, nummer 2 in 1934. Verder werd het begin 1935 nog in enkele andere illegale kranten gepubliceerd, zoals de Rode Ster, het orgaan van de Oostenrijkse communistische partij. Door mij op mijn blog geplaatst ter gelegenheid van de Dag van de Arbeid (1 mei 2014)

woensdag 16 april 2014

Man muss was tun

In de tweede helft van de zestiger jaren (20e eeuw) kwam in Duitsland de jongere generatie in opstand tegen de politiek heersende generatie, welke na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog, ondanks de voor velen geldende actieve deelname aan het Nationaal Socialisme, wederom de leidende posities hadden weten te bekleden. Met name tegen de regering CDU, SPD en FDP (de grote coalitie waarbij de FDP later weer uittrad) van bondskanselier Kiesinger, waarbij in feite de parlementaire oppositie ontbrak werd buitenparlementair actie gevoerd door met name de studentenbeweging. Het maatschappelijke klimaat in Duitsland schreeuwde als het ware om verandering. De dichter Franz Mon heeft dit klimaat met zijn woordenspel in het gedicht 'Man muss was tun' feilloos aangevoeld.

Franz Mon – man muss was tun (1967)

man muss was tun
muss man was tun
was muss man tun
tun muss man was

man hätte was getan
hätte man was getan
was hätte man getan
hätte man was getan

tun was man muss
was man tun muss
tun muss man was
was muss man tun.

zaterdag 12 april 2014

Rosa Canina

Ik ken iemand die zich uit een soort van stil protest heeft laten fotograferen met meerdere struiken Hondsroos op de achtergrond. Deze persoon houdt zich bezig met vormgevingsvraagstukken in de openbare ruimte en geeft al langere tijd, in ieder overleg waar ik deze persoon tegen kom, consequent en met hout snijdende argumenten aan, waarom deze begroeiing op die specifieke plek niet de voorkeur verdiend. Ik ben het met die onderbouwing overigens hartgrondig eens. Wat mij betreft zetten ze daar subiet snelgroeiende Ammeretia's neer.

dinsdag 8 april 2014

Tussen Zenith en Nadir

Na de brede rivier met haar verdronken uiterwaarden te zijn overgestoken veranderde het landschap dat aan mij voorbij trok langzaam in een vroeg twintigste eeuwse stedelijke bebouwing, industriegebied welbeschouwd met hier en daar roodstenen gebouwen, fabriekshallen en met graffiti bekladde ketelhuizen waarvan de hoge schoorstenen schril tegen de reeds in schemering gevallen hemel afstaken. Regen sloeg tegen de beslagen ramen van de wagon welke naar mate de trein dieper de geürbaniseerde wereld binnen denderde, in snelheid afnam totdat deze uiteindelijk op het perron van het spooremplacement tot stilstand kwam. Enigszins onwennig liep ik even later vanaf het perron naar de fraaie openslaande houten deuren die mij de toegang verschaften tot de stationshal, waarvan de hoge zoldering was uitgevoerd met prachtige ornamenten uit een vervlogen architectonisch verleden. Met de mensenmassa mee verplaatste ik mij naar de taxistandplaats aan de andere kant van het in fraaie renaissance- en gotische stijlelementen uitgevoerde stationsgebouw. De wieltjes van de hardschalen koffer die ik achter mij aansleepte ratelden over de voegen van het tegeltableau waarmee de vloer van de ruimbemeten stationshal was geplaveid. Ter hoogte van de rij loketten en in de onmiddellijke omgeving van het speciaal door de spoorwegmaatschappij aldaar geplaatste ontmoetingspunt, waren kinderen krijgertje aan het spelen, waarbij de echo van hun enthousiast gegil ongehinderd golvend de ruimte vulde.

Ik Ferdinand van Diepenhorst, inmiddels een lustrum weduwnaar met een over de jaren opgebouwde ervaring en een aldus verkregen onberispelijke staat van dienst in het onderwijs was na een periode van ad deliberandum, vastbesloten om in te gaan op het bijzondere aanbod - ontvangen van een goede vriend - om schooldirecteur te worden in deze idyllische provinciestad, waarvan de bewoners, zo had hij mij vooraf toevertrouwd, erg gesteld zijn op hun eigen rust en privéleven. Dat laatste kwam mij bijzonder goed uit, want de achter mij liggende jaren waren hectisch van aard geweest. Ik had moeten wennen aan mijn status van alleenstaande, hetgeen met vallen en opstaan gepaard was gegaan. In de sociëteit had ik mij al te vaak een offer aan Dionysus gebracht en na een moeizame weg terug naar een door een ieder geaccepteerde staat van algehele nuchterheid had ik mij voorgenomen mijn leven voorgoed een andere wending te geven. Met het adres van het voor mij geboekte hotel in mijn hand, sleepte ik mijn koffer al ontwijkend voort door de menigte, die zo leek het, allen net op die plek moesten zijn, welke exact mijn gang naar de uitgang belemmerde. Hoewel vriendelijk van toon en zich verontschuldigend voor de opeen volgende obstructies richting de voorzijde van het enorme gebouw, kwam het mij voor dat de toon van het geroezemoes van de door elkaar heen bewegende mannen en vrouwen in volume leek toe te nemen tot een oorverdovend gemurmel. Toen echter de hardhouten deuren aan de voorzijde van het stationsgebouw achter mij dicht vielen, stokte de aanzwellende kakofonie eensklaps en viel een overweldigende stilte over mij heen. In de verte hoorde ik vaag de geluiden van de stad. De grote hoge bomen, dichtbij elkaar geplant in het plantsoen, aan de voorzijde van het stationsgebouw waren inmiddels voor het overgrote gedeelte hun loof kwijt geraakt. In haar hoge toppen zag ik door de stromende regen heen, de verlaten kraaiennesten stevig meewiegen op het ritme van de harde wind. Onwillekeurig trok ik de kraag van mijn trenchcoat iets meer omhoog waardoor mijn nek en oren beschut raakten tegen het gure klimaat dat deze stad mij op dit ogenblik te bieden had. Vreemd, toen ik eerder deze dag met de trein de reis naar hier vanuit de hoofdstad had aangevangen was er sprake geweest van een bleek zonnetje, welke door het volledig ontbreken van ook maar een zuchtje wind, bijzonder aangenaam had aangevoeld. De trenchcoat die ik ter bescherming nu zo hard nodig had, had ik bij mijn vertrek dan ook losjes over de arm geslagen met mij meegedragen.

De taxi stond gelukkig al gereed op het met kasseien geplaveide parkeervak dat speciaal met dat doel voor het stationsgebouw was aangelegd. De al wat oudere chauffeur nam mijn koffer ongevraagd ter hand en tilde deze met een zwaai in de gapende ruimte onder het kofferdeksel van de klassiek gevormde bolide, waarna hij mij het portier opende zodat ik op de royale lederen achterbank plaats kon nemen. Terwijl ik de chauffeur aanschouwde kon ik niet anders dan concluderen dat er nog een wereld van verschil bestond tussen hoe zijn collega's in de hoofdstad het vak uitoefenen en hoe dat kennelijk hier in de provincie wordt gedaan. De man ging gekleed in een enigszins gedateerd donkergrijs dienstuniform met pet waarvan de klep glinsterend weerkaatste in het weinige licht dat de binnenkant van de carrosserie toeliet. Het beeld was er één dat in de hoofdstad al decennia tot het verleden behoorde. De man deed mij vaag denken aan de uitvaartleider die tijdens de dienst van Reina had gezorgd dat alles stipt volgens het programma was verlopen maar vrijwel meteen corrigeerde ik mijn gedachten weer omdat ik niet lang geleden had vernomen dat deze vriendelijke en behulpzame man, een half jaar na de te aardebestelling van Reina zelf aan het hemelen was geslagen. Terwijl ik het adres van mijn bestemming aan de chauffeur overhandigde dwaalden mijn gedachten onwillekeurig af naar Reina. Zou zij, als ze nog had geleefd en die vreselijke ziekte haar niet zo te pakken had genomen, met mij meegegaan zijn naar deze rustige provinciestad? Zou ze met mij gelukkig zijn geworden op deze plek waar het lijkt dat de progressie der mensheid geen connectie tot stand heeft kunnen brengen met het zacht maar onverbiddelijk pulseren van het kosmisch continuüm dat bepaald wordt door het natuurlijk evenwicht tussen ruimte en tijd? In feite doen de antwoorden er ook niet meer toe. Het heeft geen belang om te weten of Reina mij zou hebben gevolgd in het streven mijn carrière als schoolmeester te beëindigen met een laatste bevordering tot directeur van een openbare school in een stad ver buiten de ons zo vertrouwde omgeving van de hoofdstad.

Ik had Reina Verhulst leren kennen in de periode dat ik als beginnend schoolmeester verbonden was aan mijn eerste school. Na afronding van de kweekschool had ik in een opwelling gereageerd op een advertentie in een landelijk dagblad waarin een betrekking als beginnend onderwijzer werd aangeboden in een achterstandswijk in de hoofdstad. Wonder boven wonder kreeg ik de baan toegewezen en zo kwam ik in A terecht. Reina was de oudste dochter van mijn hospita waarbij ik terecht kwam en hoewel vrijer in doen en laten dan de meisjes die ik gewend was vanuit mijn geboortestad trof mij, hoe paradoxaal ook, de ongeveinsde gereserveerdheid die zij in mijn richting ten toon leek te spreiden. Haar Junonisch voorkomen ontdooide na enkele weken beetje bij beetje en daarna raakten we steeds meer in gesprek met elkaar, waarbij niet zelden gelachen werd om de geestige kwinkslagen of komische invallen waarmee we elkaar op kinderlijke wijze plachten te vermaken. Geleidelijk ontstond er meer en meer wederzijds respect en genegenheid en voelden we vanuit het niets een erotisch geladen spanning tussen ons ontstaan. Het resulteerde er uiteindelijk in dat we toegroeiden naar een staat van bereidwilligheid waarin we elkaar in een onbewaakt moment aan elkaar overgaven. Een jaar daarna hebben we onze definitieve verloving aangekondigd en een jaar later zijn we uiteindelijk met elkaar in het huwelijk getreden. Ondanks dat we het geluk van het krijgen van kinderen niet hebben mogen meemaken is ons huwelijk altijd goed geweest. Wellicht heeft juist dat feit onze onderlinge band alleen maar verstevigd waardoor we tot het laatst aan toe verknocht waren aan elkaar. Haar ziekte kwam sluipend ons geluk te niet doen. In het begin was er die alles omvattende vermoeidheid bij haar. Een kennelijk onvermijdbare lusteloosheid nam beetje bij beetje steeds meer bezit van Reina en daarna volgden de onverklaarbare pijntjes, welke eveneens naar verloop van tijd uitgroeiden tot echte pijn en andersoortige klachten zoals diarree en onrustbarend gewichtsverlies. Inmiddels waren we allang bij onze dokter langs geweest en volgde uiteindelijk een verwijzing naar het ziekenhuis. Uiteindelijk werd de diagnose gesteld die overeen kwam met waar we beiden steeds bang voor waren geweest. Onder voortdurende pijnbestrijding heeft ze nog een aantal maanden geleefd en toen was de koek echt op. Nadat we Reina ter grave hadden gedragen probeerde ik de draad weer op te pakken maar dat viel warempel niet mee. Na een tijd met mijzelf te hebben geworsteld heb ik de stap genomen om weer een zinvolle invulling te geven aan mijn leven. Met de aanvaarding van het ambt van schooldirecteur werd daartoe nu door mij een eerste stap gezet.
Nog met mijn gedachten verzonken in het verleden hoorde ik de chauffeur zeggen dat we waren aangekomen in de Johannes de Dooperstraat, de straat waarin het hotel gevestigd is alwaar ik de eerste dagen van mijn verblijf in deze stad zou gaan doorbrengen.

Na ingecheckt te hebben werd mijn koffer naar de kamer gebracht door een onberispelijk in het pak gestoken receptiemedewerker. Het viel mij op dat de kleur van zijn gelaat en handen ronduit bleek waren te noemen, hetgeen mogelijk te verklaren viel uit het hebben van te weinig slaap door al te lange werkdagen die als vanzelfsprekend aan het verrichten van het hotelvak lijken te kleven. Ik sloeg dan verder ook maar geen acht meer op mijn zojuist gedane observatie. De beide trappen van de steile wenteltrap vormden voor de man, ondanks mijn zware rolkoffer totaal geen probleem. Ikzelf daarentegen sleepte mij langs de onlangs nog geverniste trapleuning omhoog, waarbij ik op het tussenplateau even halt hield om mijn onregelmatig geworden hartslag weer wat rust te gunnen. De kamer was eenvoudig maar doelmatig ingericht, voorzien van eiken houten lambrisering en daardoor enigszins gedateerd aandoend maar desondanks van alle noodzakelijkheden en gemakken voorzien, waaronder een breed tweepersoons bed met aan weerszijden een nachtkastje met schuiflade met daarop een schemerlampje met perkamenten kap. Ook de bijbel ontbrak niet. Tegenover het voeteneinde van het bed bevond zich aan de lange wand een secretaire met daaronder een beige-zwart gestoffeerde stoel weggeschoven. Een smalle doch efficiënt ingerichte kledingkast van eikenhout met op de deur een passpiegel maakte het geheel compleet. Een TV-toestel moest ik op de kamer zelf ontberen maar dat werd, zo werd mij door de bleke receptiemedewerker verteld, gecompenseerd door de in de serre beneden voor algemeen gebruik ingerichte huiskamer alwaar een groot televisieapparaat deel uitmaakt van het interieur.

De volgende ochtend om 11 uur had ik mijn kennismakingsgesprek met de voorzitter en de overige leden van het schoolbestuur gepland staan, zodat ik nog even de tijd aan mij zelf had om nog iets van een warme maaltijd te nuttigen en de directe omgeving van mijn hotel te verkennen. Ik hoefde er immers niet al te vroeg uit, de volgende ochtend. Na mijn koffer te hebben uitgepakt trok ik mijn trenchcoat weer aan en begaf mij aldus naar buiten, onderweg de gerant bij de receptie gedag zeggend, welke gebaar hij beantwoorde met een korte knik. Het was nog steeds fris buiten maar de ellendige regen van zo pas was gelukkig gestopt. Ik liep een paar straten, stak enkele kruispunten en pleinen over, passeerde een enkel plantsoen en stopte op een brede allee even bij een plattegrond om mij te oriënteren op de resterende route. Bij het bestuderen van het stratenplan herkende ik de kerk waar ik zojuist langsgekomen was als een zwarte ster op de kaart. Ook het hotel stond erop want iets links van het midden in de Johannes de Dooperstraat stond op de plattegrond een klein bedje getekend, waarvan de legenda aangaf dat het hier om een slaapgelegenheid ging. Plots viel het mij op dat het crux immissa ontbrak in de legenda van de plattegrond. Waar zou hier het kerkhof zijn, vroeg ik mij vervolgens af en speurde de kaart kwadrant voor kwadrant af naar iets dat kon duiden op de aanwezigheid van een dodenakker. Mijn zoektocht bleef echter zonder resultaat. Ik besloot om er geen halszaak van te maken en mijn wandeltocht voort te zetten. Tenslotte wilde ik nog iets uit de warme keuken gebruiken, een verlangen dat zich meer en meer aan mij ging opdringen.

Het was niet overmatig druk in de eetgelegenheid, een paar tafeltjes langs de hoge vensterramen waren bezet. Een zacht geroezemoes weerklonk door het vertrek, achtergrondmuziek ontbrak in haar geheel. De gerechten op de kaart waren eenvoudig, zonder al teveel opsmuk. Waar vind je heden ten dage nog gekookte aardappelen op het menu? In de hoofdstad was dit volstrekt ondenkbaar en werden de groenten begeleidt door gebakken aardappelschijfjes of door die vervelende en veel te vette frieten uit Vlaanderen. Moderne fratsen zoals u wilt, maar hier leek het of de tijd stil had gestaan. Gekookte aardappelen, wortelen erbij en gecompleteerd met een gebakken visje. Ik liet het mij goed smaken. De serveerster, een nog jonge meid met een albasten huid, gekleed in een zwarte jurk met wit schort, bracht mij na het nagerecht genuttigd te hebben de onverkwikkelijke rekening. Verbazing alom toen ik bemerkte dat de bon, welke vergezeld ging met twee ouderwetse pepermuntjes op een wit schoteltje, onbeschreven was gebleven. Geen bedrag, nee niets van dat alles. Op mijn vraag waarom er niets aan mij werd doorberekend antwoordde ze: Maar u bent in dit oord toch nog maar net gearriveerd? Op mijn bevestiging zei ze olijk, "in dat geval is de eerste maaltijd altijd van het huis" en voegde ze er nog aan toe; "echt, zo doen we dat hier al sinds jaar en dag". Mij enigszins verbouwereerd achterlatend, liep ze op kokette wijze terug naar het buffet.

De nacht heb ik overwegend onrustig doorgebracht. Ik liet mij de eerste indrukken van de voorbije dag nog eens aan mijn geestesoog passeren en dacht na over wat mij de volgende dag stond te wachten bij mijn bezoek aan het schoolbestuur. Uiteindelijk werd ik toch nog later wakker dan ik mij aanvankelijk had voorgenomen. De gerant begroete mij op vriendelijke wijze toen ik de eetzaal betrad. De broodjes liet ik mij lekker smaken en ook het kopje thee, waarschijnlijk gezet van losse theeblaadjes kon mij werkelijk zeer bekoren. Een kwartier later verliet ik het hotel onderweg naar het adres dat mij was opgegeven als ontmoetingsplaats met het voltallige schoolbestuur. Ik kwam er ruim voor de afgesproken tijd van elf uur aan.

De voorzitter begroete mij allerhartelijkst net als de twee andere bestuurders die in de kleine vergaderruimte aanwezig waren. We zijn nog niet helemaal compleet, zo liet de voorzitter mij weten, we moeten nog heel even geduld hebben, onze secretaresse zal ieder moment ook hier kunnen zijn. In afwachting van haar spraken we op informele wijze wat over het regenachtige weer dat hier kennelijk altijd wat onstuimiger lijkt te zijn en nog wat over andere onbenulligheden. Ik zat met mijn rug naar de deur die toegang gaf tot het vertrek. De secretaresse kwam binnen en werd door de overige aanwezigen begroet. Onwillekeurig draaide ik mij om naar de deur. Het bloed trok mij gelijk uit mijn gelaat en stotterend bracht ik uit....Reina... Jij...hier? Dat kan toch helemaal niet... Je hoort toch dood te zijn. Ik dreigde mijzelf te verliezen in spontane krankzinnigheid.
Dag Ferdinand, zei ze kalm. Ik begrijp je verbazing. Ik kon je maar niet missen, onze liefde was vanaf het begin toch voorbestemd als een liefde voor de eeuwigheid. Als het ware van Zenith tot aan Nadir en daarom heb ik je uiteindelijk naar hier laten overkomen. Die baan hier als schooldirecteur, die is je namelijk op het lijf geschreven.

dinsdag 1 april 2014

Dubbel pech

Op zaal heb je elkaar maar te nemen zoals je bent. Je medepatienten kies je uiteindelijk niet zelf maar worden je door het lot toebedeeld. Zo ook van Schie. Last van de urinewegen, inmiddels geholpen en wachtend op een heldere kleur in het zakje van de katheter om dan vervolgens naar huis te mogen gaan. Vanuit het verleden wordt van Schie behept met enkele mankementen waarvan de epileptische aanvallen de meest ernstigste zijn. Als de geest ontspant wordt van Schie soms overmand door spontane slaap, ook overdag. Tijdens de slaap kan hij soms ongecontroleerd gaan schreeuwen of om zich heen gaan slaan. Zijn vrouw had ons er vooraf al een beetje voor gewaarschuwd.

Vanmorgen na het ontbijt waren we allemaal nog een beetje in onszelf gekeerd, ikzelf lag op bed en luisterde naar muziek via de IPad, de anderen lagen ook nog wat te soezen op het bed. Van Schie had dit onbewaakte moment aangegrepen om voor zichzelf een lekker shaggie te gaan bouwen, aan te steken en er zonder al teveel scrupules met volle teugen van te genieten. Dit alles buiten onze directe waarneming totdat vrij onverwacht de koffiedame met haar karretje de zaal op kwam rijden. Paniek alom. "Meneer van Schie, ligt u daar nu te roken? wilt u die sigaret onmiddellijk uitmaken". De eerst verantwoordelijke zuster werd erbij gesleept en van Schie kreeg als een kleine kwajongen onder uit de zak. Enigszins beteuterd werd het sigaretje door hem gedoofd. We hebben er smakelijk om moeten lachen en plaagden hem als bij het uitdelen van de medicijnen door ons gevraagd werd of er ook nicotinepleisters voor van Schie bij waren.

Het bloed kruipt toch waar het niet kan gaan. 's-Middags werd de jas door van Schie uit de kast gehaald, het infuus inclusief de urinezak in stelling gebracht om op reis te gaan en even later vertrok hij met de lift naar beneden richting de ingang van het ziekenhuis. In onderbroek en met blote benen, wel te verstaan. Jas daar bovenop. De lokroep van de sigaret was hem te sterk geworden. Het vlees daarentegen te zwak. Na een tijdje weggeweest te zijn kwam van Schie de zaal weer oplopen. Op mijn oprecht geïnteresseerde vraag of het sigaretje hem had gesmaakt antwoordde hij enigszins teleurgesteld; Nee man, niks gehad, ik was die verrekte aansteker vergeten.

woensdag 26 maart 2014

De rekening van Geert

Vanuit de provinciale politiek heb ik de PVV enigszins leren kennen als een partij die, ongeacht welk onderwerp, mordicus tegen grote projecten is. Maakt niet uit of het daarbij handelt om infra-structurele plannen of om ontwikkelingen die ruimtelijk dienen te worden ingepast. Windmolens draaien op subsidie en een in verdiepte ligging aan te leggen autoweg door de stad had met een andere tracé-keuze vele, vele miljoenen goedkoper uit kunnen vallen. Altijd mordicus tegen. Subsidie in kunst, weggegooid geld ter financiering van linkse hobby's. Verkwisting van overheidsgeld ligt alle politici van de PVV voor in de mond.

Er zijn binnen de PVV echter ook uitgaven, welke door de overheid worden voldaan die buiten de discussie over verkwisting van Rijksgeld mogen blijven. We spreken dan over de exorbitante uitgaven die moeten worden gedaan ter beveiliging van de zelfbenoemde leider van deze sektarische politieke beweging. De samenleving wordt nu al ruim een decennium lang opgezadeld met deze kosten die door het onaangepaste gedrag van Geert zelve, tot in lengte van dagen moeten worden gecontinueerd. Elke uiting van volksmennerij om het onderbuikgevoel bij zijn achterban te blijven voeden leidt onverkort tot angst en onbehagen maar ook tot woede en frustratie bij de groep die daardoor beledigd wordt. Dat daardoor ook de indexering van de dreiging voor een op hem gerichte aanslag van groen, via oranje naar rood schiet, is de tol die onze maatschappij kennelijk moet betalen voor de zogenaamde vrijheid van meningsuiting, waarmee Geert zijn uitlatingen recht praat.

Bij de proportioneel in onbalans geraakte maatschappelijke kosten voor politie-inzet bij sommige wedstrijden in het betaald voetbal is weleens geopperd deze kosten neer te leggen bij de clubs zelf. Zover is het tot op heden echter nog niet gekomen maar zou het niet een aardige gedachte zijn om parallel aan deze denklijn ook de door onaangepast gedrag veroorzaakte beveiligingskosten bij de veroorzaker dezes zelf neer te leggen?

zondag 19 januari 2014

Zeepbel voor gasbel

Groningen en dan met name Noordoost en Oost Groningen beheersen de politieke agenda van het kabinet. Er zijn vast bewindslieden die bij het horen van de naam van onze regio al het zweet tussen hun billen hebben staan. De minister van Economische Zaken Henk Kamp heeft ons afgelopen vrijdag zijn fopspeen gebracht, waarvan hij hoopt dat daarmee hier het rumoer over de gaswinning en de aardbevingen zal gaan verstommen. Ter compensatie van het leeghalen van de Groninger gasbel en de schade en ellende die dat in onze provincie allemaal teweeg brengt, heeft hij ons met zijn aangekondigde maatregelen en zijn financiële kralen en spiegels uiteindelijk een zeepbel verkocht.

We worden wederom met zijn allen weer besodemieterd! Laat ik beginnen met de zogenaamde hand aan de kraan, waarbij in het meest risicovolle winningsgebied de productie met maar liefst 80% wordt teruggebracht. Het betreft concreet de productie rondom Loppersum, waar de prachtige fresco's van de hervormde Petrus en Paulus kerk al in stukken naar beneden komen. Het verlies aan productie aldaar wordt aan de rand van het Groninger gasveld gecompenseerd door meer uit de grond te gaan halen rondom Hoogezand-Sappemeer en Scheemda. Het risico dat de aardbevingen zich op termijn mee zullen gaan verplaatsen naar dit gebied als episch centrum wordt gebagatelliseerd met de voorspelling dat de kans op een beving daar, door een andere bodemsamenstelling, maar 10% is van de huidige situatie rondom Loppersum. Wie kennen de NAM en de wetenschappers, wie gelooft dat nog?

De productie gaat inderdaad omlaag. Ten opzichte van het afgelopen jaar dan. Het jaar waarin de hoofdafsluiter juist, tegen alle adviezen in, extra wijd open werd gedraaid en waarbij in totaal een topproductie van bijna 55 miljard kubieke meter gas werd gerealiseerd. Nu wil Kamp weer terug vallen op circa 42 a 43 miljard kuub per jaar. Laat dat nu precies de jaarlijkse gemiddelde hoeveelheid van het huidige productieplan zijn! Er wordt daarmee dus in het geheel niet aan productiebeperking gedaan, terwijl het Staatstoezicht op de Mijnen, de adviseur ten aanzien van veiligheid van de minister zelf, al een jaar roept dat ten opzichte van dit productieplan direct minimaal 40% moet worden gereduceerd. De harde conclusie is dat er in 2013 juist 10% meer is geproduceerd in plaats van de geadviseerde 40% minder. Over zorg voor onze regio en haar bevolking gesproken!

Dan het geld. Kamp bracht afgelopen vrijdag 1,2 miljard euro voor de regio mee. Een op het eerste gezicht gigantisch bedrag maar schijn bedriegt. In dit bedrag zit 500 miljoen euro waartoe de NAM zich nu al heeft verplicht om het herstel van de lopende schades af te wikkelen. Ook zit in het bedrag regulier geld voor het verstevigen van de dijken waarmee reeds 850 miljoen euro van de 1,2 miljard al was voorzien. Dit betekent dat slechts 350 miljoen van het totale bedrag aan de regio additioneel geld is. In feite zijn we dus blij gemaakt met een dooie mus.

donderdag 16 januari 2014

Wij gaan de bakens verzetten

Veel van de ellende waar we nu, maar ook in de komende jaren in gemeenteland mee te maken krijgen heeft zijn oorsprong in het huidige regeringsbeleid. De 6 miljard extra bezuinigingen, bovenop de al eerder afgekondigde bezuinigingen, waarmee we in 2013 werden geconfronteerd hebben we ronduit te danken aan de VVD en de PvdA en werden in de afgelopen herfst mede mogelijk gemaakt door D66, de ChristenUnie en SGP. Als lijsttrekker van GroenLinks in de gemeente Oldambt ben ik blij dat mijn partij niet medeverantwoordelijk kan worden gesteld voor dit huidige afbraakbeleid. Tegelijkertijd heb ik wel te doen met de plaatselijke politici van de genoemde partijen die verantwoordelijk zijn of hun medewerking hebben gegeven aan de keuzes die vooral het sociale domein hard treffen. Kromme dingen praat je immers nooit weer recht, hoe goed je lokale intenties ook zijn. Daar weten wij als GroenLinksers zelf ook over mee te praten.

GroenLinks komt op voor alles wat kwetsbaar is. Dat geldt voor de natuur, ons landschap en het milieu maar bovenal voor de mensen die geen baan meer hebben, in de bijstand zitten of arbeidsgehandicapt zijn. Aan hen willen we weer perspectief voor de toekomst gaan bieden. In de optiek van GroenLinks kan dat alleen maar slagen indien hier in onze regio ook voldoende banen voor handen zijn. Het aantrekken van voldoende werk van buitenaf is geen succes gebleken en de van oudsher gevestigde bedrijven hebben vaak het water tot aan hun lippen staan. Door landbouwmechanisatie, overheveling van productie naar lage lonen landen en de voortschrijdende automatisering zijn er al veel offers gebracht in onze regio. Nu de energieprijzen in ons land steeds meer onder druk komen te staan verdwijnen ook de bedrijven, met Aldel als eerste trieste voorbeeld, die bovengemiddeld van energie afhankelijk zijn. Het gevolg is dat steeds meer mensen hun baan verliezen of daarvan niet meer zeker kunnen zijn. Uiteindelijk treft deze achteruit boerende economische ontwikkeling ons allemaal. De bakker, de slager en met het oog op de toekomst ook onze kinderen. De economie zoals wij deze kennen en die ons onder eerdere gesternten veel welvaart heeft gebracht, begint op haar laatste benen te lopen. De voortekenen zijn talrijk. We storten ons van de ene crisis in de andere crisis. De rijken worden rijker en nemen in getal toe, terwijl de rekening van de malaise wordt neergelegd bij de gewone burgers, de sappelaars ruim in getal, bij u en ik.
 
En ik pas daarvoor. Het roer moet dan ook om. We moeten zelf weer meer het heft in handen nemen en ons minder afhankelijk gaan maken van fossiele energiebronnen waarvan we kunnen weten dat door schaarste daarvan de prijzen in de toekomst alleen nog maar zullen gaan stijgen. Doorgaan op de huidige weg betekent nog meer omvallende bedrijven en voor de gezinnen een stijgende afdracht aan woonlasten omdat uw aller energierekening de komende jaren nog spectaculair zal doorgroeien.
 
De geitenbreiers van vroeger zijn echter de realisten van nu. GroenLinks wil de omslag bewerkstelligen naar een duurzame lokale economie, want daarin ligt volgens ons een groot deel van de oplossing om voor de toekomst gesteld te staan en ons een lonkend perspectief te bieden. Lokaal is dan ook lokaal. We vullen de daken met zonnepanelen en zorgen door middel van grootschalige woningisolatieprogramma’s dat uw energiegebruik omlaag gaat. De winst valt u direct toe want de energierekening valt immers lager uit en uw besteedbaar inkomen wordt daarmee ruimer, we creëren werkgelegenheid want alles moet worden geplaatst en onderhouden en bovendien is het goed voor ons milieu. Bovendien maakt het ons minder afhankelijk van buitenlandse energiereuzen en het Rusland van Poetin, Naast alle homo’s die hij in zijn eigen land in de kou laat staan, zal zijn regime er uiteindelijk ook niet voor terugdeinzen om ons allemaal datzelfde lot te laten ondergaan. Willen we dat riskeren? Mooi niet! Uiteindelijk dus vier keer winst!
 
De gemeente helpt ons mee door subsidies en goedkope leningen te verstrekken. We richten fondsen op en we werken als buurt of dorp nauw samen. Ook hier weer winst want dit komt de sociale cohesie ten goede. We worden weer een hechte gemeenschap.
We richten, O goede ouwe tijd, een eigen lokaal energiebedrijf op en produceren op duurzame wijze ons eigen groen gas. Niet willen en niet kunnen, liggen naast elkaar op het kerkhof! Maar wij zij alive and kicking en we blijven op deze wijze nieuwe groene en duurzame banen scheppen.

Die grote megaparken met joekels van windturbines, die willen we niet meer! Kleinschalige parken van hooguit 3 tot 4 molens waarvan de dorpen in de omgeving in de opbrengst direct meeprofiteren, dat is veel beter. In het Friese Pingjum doen ze dat al en door hun eigen dorpsmolen op zo’n park, kon het gemeenschapshuis en de gymzaal voor het dorp worden behouden. Ook windmolens op een kleinschalig park bieden wederom volop werk. Wel moet een dergelijk park landschappelijk zijn in te passen want natuur en landschapswaarden zijn voor GroenLinks ook erg belangrijk. Windmolens op de zeedijk langs de Waddenzee of de Dollard? Hoe kom je er op! Alleen de gedachte al.
 
De agrarische sector gaan we stimuleren om de overstap te gaan maken naar een bio based economy wat niets anders is dan dat deze economie gebaseerd is op hernieuwbare grondstoffen. Hierbij worden gekweekte gewassen van land, rest hout uit bossen en plantaardig afval gebruikt voor steeds meer toepassingen. Niet alleen als biobrandstof, maar ook hoogwaardige materialen, medicijnen, chemicaliën of plastics. Het grote voordeel daarvan: de grondstoffen raken nooit op. De hernieuwbare economie levert naast eerlijke en innovatieve producten ook veel werkgelegenheid op, zowel voor laaggeschoolde arbeiders al hoger opgeleiden die we in ons Oldambt goed kunnen gebruiken om de zwakke sociaal economische structuur te doorbreken. Met een chemiepark in onze achtertuin biedt de hernieuwbare economie voor het Oldambt veel kansen. Bovendien levert het de boer door de hoogwaardigheid van de op het agrarisch bedrijf te produceren (half)fabricaten een interessante waardevermeerdering per hectare gewas op. Direct doen dus!
 
En.... nog niet enthousiast geworden over onze werkgelegenheidsaanpak? Jammer, dat zouden we erg betreuren. Wel enthousiast? Stem dan op 19 maart op GroenLinks en geef ons de kans en uw vertrouwen om onze gemeente Oldambt groener, duurzamer en socialer te maken. Het wordt nu echt tijd om de bakens te verzetten!