zondag 11 januari 2015

De Koperen Tuin

Door het lezen van het meesterwerk dat de Koperen Tuin van Simon Vestdijk ontegenzeggelijk is, werd mij een déjà vu gegund met mijn geboortestad Leeuwarden. Niet de verhaallijn waarbij de hoofdfiguur Nol Rieske, vanaf het moment dat hij als achtjarige jongen met de paar jaar oudere Trix in de Tuin gedanst heeft op de muziek van haar vader Henri Cuperus en deze ietwat onbehouwen dame vervolgens ruim driehonderd bladzijden, gelijk zoveel de roman telt, in zijn hart met zich meedraagt met het uiteindelijke doel om haar tot zijn vrouw te maken, hetgeen echter door haar voortijdige zelfmoord nooit gaat plaatsvinden...., maar de herinnering aan de locaties welke het verhaal van Nol tot decor hebben laten mij terugvoeren naar de herinneringen aan voorvallen en ervaringen welke mijzelf in mijn eigen jeugd ten deel zijn gevallen. Zo heb ik als kleuter ettelijke keren aan de Singel, waar eerder in de tijd ook Nol moet hebben gelopen, niet ver van het tegenover de Tuin gelegen ziekenhuis vandaan, Sinterklaas Leeuwarden binnen zien komen varen met de stoomboot. Het ziekenhuis aan de Singel waar de moeder van Nol enkele dagen voor de zelf verkozen arsenicumvergiftiging van Trix aan een hartaanval gestorven is en waar ik als opgeschoten jongen avonds op de fiets mijn aldaar opgenomen vader bezocht, die met longproblemen naar mij later bekend is geworden voor de dood is weggehaald. Natuurlijk het gerechtsgebouw op het grote plein, waar de vader van Nol recht heeft gesproken en waar ik later in de tijd met enige regelmaat op de openbare tribune zittend, de rechtszittingen als schalks vermaak heb gevolgd. De herinnering aan de houten muziektent welke door de vijvers met houten loopbrug gescheiden wordt van het hoofdgebouw, waar Henri Cuperus, in de eerste borrel niet gesmoord, als dirigent samen met zijn orkest de Stars and Stripes van Sousa ten beste gaf en waar in mijn jeugd de aubade door de hoogste klassen van de lagere scholen werd gezongen ter eer en glorie van onze ieder jaar weer, tot vervelendst toe, verjarende vorstin. En dan het hoofdgebouw zelf waar ik in een belendende vleugel de beeldhouwwerken van Pier Pander meerdere malen heb mogen aanschouwen en waar ik samen met Mieke in het nog steeds bestaande etablissement dat al even toepasselijk de Koperen Tuin heet, tijdens mijn zeldzame bezoeken aan de stad een kop cappuccino met haar placht te drinken. De mogelijk nog rondwarende geest van Mr. Vellinga of Caspers in dat vertrek heb ik echter nog niet mogen ontdekken maar tijdens een volgend bezoek zal ik daar zeker scherper op gaan letten.