zaterdag 25 mei 2013

Hopeloze knokelloosheid

Als wij het over de anatomie van de linker voorvoet willen hebben, en dat wil ik, dan moet onmiddellijk in ogenschouw worden genomen of dit dan de anatomie betreft van een persoon met een gezond lichaam, die de beschikking heeft over een prima doorbloeding en mag vertrouwen op een in alle opzichten prikkelend werkend zenuwstelsel of de ontleding van de botten-structuur van een half door de stafylococcen en andere enge beestjes aangevreten individu, enigszins en misschien wel geheel vergelijkbaar met de schrijver dees stukje. Dat maakt natuurlijk het verschil, zowel ten aanzien van het door diabetes veroorzaakte en ingezette proces van zelfdestructie als ten aanzien van de afnemende mobiliteit waarmee ik een ieder die mij lief heeft dagelijks te pakken heb, maar egocentrisch als ik ben, daarmee vooral en voornamelijk mijzelf te pakken heb. Door de elkaar met regelmaat opvolgende ontstekingen ben ik inmiddels verlost van een blauw-paars verkleurde teen en, indien de chirurg niet zo vakbekwaam was geweest, mogelijk ook nog van twee andere tenen, waaronder de grote. Nu konden deze beide voetvingers nog fysiek gespaard worden en wel door de botten en knokels 'inside of the toes' operatief te verwijderen. Na een periode van 31 dagen ziekenhuis, waarbij 11 afzonderlijke infusen moesten worden aangelegd, een MRI en een CT-scan moesten worden ondergaan, ontelbare buisjes bloed moesten worden afgestaan, mij onder narcose moest worden gebracht, een operatie door de chirurg moest worden uitgevoerd, 7 ijzeren hechtkrammen werden ingeschoten en aan mij een gipsvoet werd aangemeten, ben ik eindelijk weer thuis. Voorlopig eenzaam zielig op de bank, in opperste staat van hopeloze knokelloosheid.

vrijdag 24 mei 2013

Poppentheater

Soms treft een gedicht je op een bijzondere manier. Zo ook met het gedicht Poppentheater van Marion Spronk, waarbij fantasie en nostalgie elkaar op harmonieuze wijze lijken te omarmen. Dat dit alles plaatsvindt tegen de prachtige achtergrond van Krummau, maakt het voor mij nog specialer.

Poppentheater

Doodstil hangen ze
met touwtjes aan de balken

in Krumlov droom ik
marionetten tot leven
ze komen in beweging
hun houterigheid verdwijnt

de prinses danst met haar prins
in vervlogen tijden

liefde, haat, geweld
zie ik als echt gespeeld
ik knipper met mijn ogen
stof valt op hun hoofden

Marion Spronk.

zaterdag 18 mei 2013

Twitteren met een glimlach

@RemcoGommersPVV: Kan iemand even #Groenlinks bellen..? Volgens mij zijn ze vergeten de opwarming van de aarde aan te zetten. Koudste dag in 40 jaar.

@hfolkerts: @RemcoGommersPVV @Liesje90744036 Om in stijl uw verzoek om GroenLinks te bellen, te beantwoorden: U komt nog wel van een koude kermis thuis.

Wisseling van de wacht binnen D66

Op 17 mei jl. heeft de fractie van D66 in het Oldambt bekend gemaakt dat Johnny de Vos de positie van Gert Klein als fractievoorzitter heeft overgenomen. Dit in verband met de beëindiging van de politieke carrière van Gert. Hij zal, na de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014, niet terugkeren in een politieke functie en geeft nu reeds (mei 2013) volledige ruimte aan de Vos, zodat deze zich optimaal kan voorbereiden op zijn nieuwe rol als fractievoorzitter.

Allereerst wil ik Johnny de Vos feliciteren met diens nieuwe rol binnen de fractie van D66. Eveneens wens ik de fractie van D66 te complimenteren voor de professionele wijze waarop deze wisseling van de wacht heeft plaatsgevonden. Daar mogen enkele oud-gedienden, welke de fractie van mijn partij GroenLinks in het Oldambt vroegtijdig hebben verlaten, met het schaamrood op de kaken, met terugwerkende kracht een voorbeeld aannemen.

zondag 12 mei 2013

Schoonmoederdag

Voor een moeder die met een vroege dienst staat ingeroosterd om te moeten werken op haar Moederdag heeft enkel en alleen al dat gegeven, een dusdanige uitwerking op haar humeur dat dit ook voor haar omgeving merkbaar is. Vaak ligt de bron van de onvermijdelijke stemmingswisseling al een dag eerder, wanneer zij min of meer verplicht mee moet naar haar schoonmoeder, juist omdat haar dat op Moederdag zelf niet lukt.

Zo ook bij de dienstdoende zuster bij ons op zaal. Die had mij toch een zin om al op zaterdagmiddag naar haar schoonmoeder te gaan maar ja, om de lieve vrede thuis te bewaren had ze zich dan toch maar opgeofferd. Vandaag kwam ze dan ook enigszins korzelig op haar werk. De oudere dame die sinds gisterenmiddag laat doodziek op zaal was komen liggen, had duidelijk overbezorgde dochters. Al vanaf het moment van haar binnenkomst zat de schare dochters, des avonds tot ver na bezoekuur, afwisselend de wake te houden rondom het bed van moeder. De bezorgdheid uitte zich verder ook in het aantal contactpersonen dat ingeval van nood door het verplegend personeel mocht worden gebeld. Niet slechts één dochter maar alle dochters stonden kennelijk op dat lijstje vermeldt.

Vanmorgen nog maar net na het ontwaken, melde dochter één zich al telefonisch bij onze zaalzuster om naar de gezondheid van moeder te informeren en krap tien minuten later hing dochter twee aan de lijn met dezelfde informatiebehoefte over de actuele gezondheidstoestand van moeder. Na het tweede gesprek te hebben beëindigd vroeg de verpleegkundige aan de oude mevrouw, heeft u nog meer dochters mevrouw? Met enige moeite werd de vraag met vier vingers in de lucht bevestigd.

Oooh, dan kan ik dus nog twee van dit soort telefoontjes verwachten, verzuchte onze zuster binnensmonds hoorbaar. De oude mevrouw viel deze opmerking gelukkig niet op, want zij completeerde het door haar gegeven antwoord nog met het feit dat ze ook nog vier schoonzonen bezat.
"Maar daar zal ik gelukkig geen last van hebben, want die bellen hun schoonmoeder vast niet op", was de - kennelijk op eigen ervaring gebaseerde - eindconclusie van ons zustertje op zaal.

vrijdag 10 mei 2013

De bus naar Beerta

Op de afdeling, waar ik moet verblijven tot aan het moment dat ik aan mijn voet geopereerd wordt, ligt een aantal kamers verderop een al wat oudere dementerende man. Gisteren overdag hoorden we hem al zingen, het gehele repertoire van 'hoog op de gele wagen' tot en met 'daar was laatst een meisje loos'.
De verpleegsters beleefden er wel plezier aan en zongen uit volle borst mee. Tussen het zingen door liet de oude man regelmatig weten dat hij met de bus naar huis wilde gaan. De verpleegsters hadden daarom besloten om tegenover de centrale afdelingsbalie een plakkaat tegen de muur te plakken met daarop de afbeelding van een bushalte met de bestemming Beerta. Daaronder hadden zij een comfortabele stoel neergezet, van waaruit hij, al wachtend op de bus, zijn oude jeugdliedjes ten gehore bracht.

Vanochtend om zes uur hoorde ik hem al met luide stem over de gang scharrelen maar de zuster wist hem uiteindelijk toch weer zijn bed in te praten, verwijzend naar het vroege tijdstip en de belofte dat hij er gelijktijdig met het ontbijt weer vanaf mocht. Later op de ochtend kregen wij plotseling visite van hem en kwam hij bij ons de zaal op. Vanuit een bruin verleden bracht hij ons, soms in herhaling, verhalen over zijn werk, eerst over zijn zware arbeid als landarbeider en later als medewerker in de productie op de kartonfabriek van Nieuweschans.
De oorlog was nog prominent aanwezig in zijn geheugen dat hem steeds vaker in de steek liet en met het snerpend geluid van een Duitse jager ondersteunde hij de onderschepping van een Engels vliegtuig boven de Carel Coenraadpolder, die juist zijn bommen naar Duitsland moest gaan brengen of had gebracht.

Hij verhaalde over thuis, hoe hij zijn eerst verdiende geld bij zijn moeder moest inleveren want zijn vader zat destijds in de werkverschaffing. Zo ineens -wellicht door deze herinnering aan zijn vader - had de beste man kennelijk een iets helderder ogenblik, want zonder schroom stelde hij vast dat zijn vader eigenlijk nooit geld had bezeten, maar - we schrokken er zelfs een beetje van - wel voortdurend last had gehad van een dikke ...., hetgeen volgens hem geconcludeerd kon worden uit de immer uitdijende gezinssamenstelling thuis.

Daarna droop hij weer af, want zo vertelde hij ons, hij moest nog mee met de bus naar Beerta.

donderdag 9 mei 2013

Ruimte om te kunnen leven

In een relatief vrij korte periode werd ik, zij het op enige afstand, meerdere malen geconfronteerd met de "waarom"-vraag, die kennelijk altijd achterblijft bij familie, vrienden en kennissen - leeftijdsgenoten vaak nog -, van een jongere die er zelf voor heeft gekozen vroegtijdig uit het leven te stappen. De verbijstering vanuit de omgeving is meestal groot. 'Gisteren hebben we nog met hem gesproken en hebben we nog gezamenlijk gelachen'.
'Ik kan het mij niet voorstellen mam, dat hij er niet meer is', zei onze oudste dochter onlangs aan tafel, na weer een zelfdoding van een leeftijdgenoot die zij tot haar kennissenkring mocht rekenen.

Later hadden Mieke en ik het er samen over... Mieke veronderstelt dat mensen en zeker jongeren vastlopen in de steeds hoger liggende eisen die de maatschappij aan hen stelt. Er moet bij voortduring gepresteerd worden - op school, op het werk en zelfs tijdens een ontspannende bezigheid als sport - en als je daar, om wat voor reden dan ook, niet aan kunt voldoen dan tel je algauw niet meer volwaardig mee. Mensen kunnen die alsmaar stijgende maatschappelijke druk niet meer aan. Als je daar geestelijk niet genoeg tegen bestand bent dan lijkt een zelfdoding soms nog de enige uitweg. Ik denk dat Mieke in essentie gelijk heeft. Absurd eigenlijk.

Via die absurditeit kom je al snel uit bij 'De mythe van Sisyphus', een essay geschreven in 1942 door de Franse filosoof Albert Camus. Sisyphus was een figuur uit de Griekse mythologie, welke als straf voor het uitdagen van de Goden, naar het dodenrijk werd verbannen om aldaar tot in de eeuwigheid een zwaar rotsblok tegen de helling van een berg op te moeten duwen. Steeds als hij halverwege was of bijna bovenaan dan rolde het rotsblok, geholpen door de zwaartekracht, met donderend geweld weer naar beneden. Sisyphus was daarmee veroordeeld tot het continue verrichten van zinloze arbeid en wist zich desondanks toch steeds weer te motiveren voor een nieuwe poging om het rotsblok naar boven te duwen.

Voor Albert Camus is Sisyphus de ultieme absurde held. Hoewel zijn arbeid zwaar, nutteloos en oneindig is, vraagt hij ons in te beelden dat Sisyphus rustig de berg afloopt, zijn steen achterna. Al naar beneden wandelend, wordt hij zich bewust van het absurde van zijn situatie.

Die ervaring van het absurde vloeit voort uit de confrontatie tussen enerzijds het menselijk verlangen naar duidelijkheid en betekenis en anderzijds de wereld zoals die is. En de wereld zoals die is, komt niet tegemoet aan dat verlangen. De mens stelt vragen, maar krijgt daarop geen antwoord.
Temidden van deze absurde situatie beschrijft Camus twee opties: ofwel we ontkennen deze absurditeit en vluchten weg in de schijnzekerheid van geloof en religie of we ontkennen ons eigen bestaan, worden daarvan depressief en mogelijk zelfs suïcidaal.

Voor degenen die de sprong naar religie maken, is de wereld ogenschijnlijk niet toevallig en chaotisch maar gepland en rechtvaardig: er bestaat immers een schepper, een leven na de dood, een voorbestemd doel, een absolute waarheid. Ook iemand die echter uit het leven stapt maakt een sprong, hij of zij kiest ervoor, vaak na een lange interne strijd, te ontsnappen aan de door hem of haar ervaren uitzichtloze situatie.

Camus zoekt als filosoof een derde weg: de aanvaarding van de absurditeit van ons bestaan en precies vanuit dit bewustzijn het besef te laten prevaleren om hartstochtelijk en intens te leven. Dat bewustzijn betekent in ieder geval: accepteren dat het leven zonder hogere betekenis is en dat er geen goddelijk stappenplan voor je klaar ligt. Er is tevens geen hoop op een hiernamaals, laat staan troost. Enkel en alleen dit sterfelijk leven is het enige leven waar we het mee moeten doen.

Dat besef vraagt om een omslag van de maatschappij om de steeds meer knellende prestatiedruk waaronder steeds meer mensen gebukt gaan, definitief los te laten en ruimte te geven aan ieders individuele behoefte om het leven intens te mogen (be)leven. Vol passie en hartstocht. Ieder naar zijn of haar eigen kunnen.
Er ligt een schone taak voor ons allen weggelegd om onze kinderen voor de maatschappij niet alleen van economisch toegevoegde waarde te laten zijn maar er vooral voor te zorgen dat zij vrij en onbevreesd als gelukkige mensen op onze wereld een betekenisvolle plek in kunnen nemen.

woensdag 8 mei 2013

Aanklacht tegen de schepper

Als je binnen een maand voor de derde keer in het ziekenhuis belandt dan vraag je je met rechte af waarom Cura, de godin van de zorg, mij als de zoveelste kopie van een kopie van een kopie van de mens welke zij ooit heeft geschapen, niet had kunnen voorzien van een betrouwbaarder en beter functionerend gestel dan waar ik het nu mee moet doen. Toen zij al boetserend vanuit zand, leem en kiezels naast de rivierbedding het menselijk gedaante had gevormd en de passerende Jupiter had aanbeden om aan haar creatie levenskracht toe te voegen - hetgeen daadwerkelijk geschiedde - had ze wat mij betreft ook iets meer aandacht mogen besteden aan de duurzame werking van de organen, de vaten en de stevigheid en robuustheid van de botten. In plaats van te ruziën met Jupiter en Gaea, de godin van de aarde - als leverancier van de grondstoffen - over wie het beschikkingsrecht over de mens zou krijgen, had zij beter meer aandacht kunnen besteden aan de kwaliteit van het door haar opgeleverde boetseerwerk. Ik zie het dagelijks om mij heen, het ziekenhuis ligt er vol mee, met schepselen naar het evenbeeld van haar creatie, die allen disfunctionerende of onbetrouwbare onderdelen hebben meegekregen. Dat Saturnus, als de god van de eeuwigheid, er zelfs aan te pas moest komen om een uitspraak te moeten doen in de netelige kwestie over de zeggenschap over de mens, zegt mij genoeg. Uiteindelijk zijn we door hem allemaal - niemand uitgezonderd - mooi onder curatele gesteld.