zaterdag 1 september 2012

Nogmaals een wereld te winnen.

Via de leesbrief van de vakgemeenschap filosofie, welke ik periodiek in mijn inbox ontvang, werd ik onlangs opmerkzaam gemaakt op een column in de Volkskrant van Aleid Truijens, dat bijzonder goed aansluit bij mijn eerdere pleidooi om wijsbegeerte, staatsinrichting en (cultuur)geschiedenis weer standaard onderdeel te laten maken van het onderwijsleerplan op onze middelbare scholen. (zie het artikel: 'Een heel land te winnen', op dit blog dat op 3 augustus jl. gepubliceerd werd).

Aleid Truijens verhaalt in haar column over haar liefde en beroepsmatige verbondenheid met literatuur, die zij tevens deelt met haar echtgenoot, zodat als een bijna logisch gevolg het lezen al van vroeg af aan met de "paplepel" werd aangeboden aan haar kinderen. Helaas heeft die paplepel niet gebracht waarop gehoopt werd. De beide kinderen (25 en 21) lezen zelden vrijwillig een boek. Om Aleid Truijens te citeren: "Niet dat ze lezen minachten, of geen interesse hebben in de wereld - nee, het komt gewoon niet in ze op. Niemand van hun vrienden leest. Ik vind dat niet erg, maar wel jammer. Literatuur lezen, anders dan twee bestsellers per jaar op vakantie, is een buitenissige hobby geworden" 

De columniste wijt dat aan de gewijzigde attitude die in het aanbod van literatuuronderwijs in de lessen is ontstaan. In de literatuurles moet het naar huidige inzichten vooral gaan om 'leesplezier' en niet meer om kennisname van de grote schrijvers. Ze stelt daarbij naar mijn opvatting terecht dat "wanneer je prille lezers alleen laat lezen wat ze 'leuk' vinden hun smaak zich niet ontwikkelt en je daarmee een steeds diepere knieval maakt, want écht leuk, zo leuk als ander kindervermaak, wordt lezen toch niet. Als leraren in andere vakken evenzeer zo waren gebogen voor het puberale oordeel als die lieve neerlandici, waren wiskunde, geschiedenis en biologie nu vrijwel weggevaagd. Dat is met literatuur op school gebeurd: niemand vindt het nog belangrijk, de minister niet, schooldirecties niet, ouders niet en veel leraren evenmin.

Toen in 1990 de commissie-Anbeek een lijst met 21 titels voorstelde als 'canon' van onze literatuur, boeken die op het vwo gelezen zouden moeten worden, was het land te klein. Leraren, literatuurliefhebbers en schrijvers verketterden om het hardst deze 'literaire Stasi' die botweg voorschreef wat goed was. Dat bepaalden de lezertjes zelf wel. In de literatuurles moest het gaan om 'leesplezier'. 

Hierbij werd impliciet gekozen voor een marginalisering van het literatuuronderwijs (leesplezier) en niet langer meer voor het leveren van een bijdrage aan de opbouw van een intellectuele ruggengraat bij leerlingen. Aleid Truijens: "Natuurlijk lees je voor je plezier maar je krijgt pas ergens plezier in en je onderscheidt pas kwaliteit van bagger als er een bodem van leeservaring is gelegd. Haar verhaal ondersteunt daarmee mijn pleidooi voor een terugkeer naar kwalitatief goed onderwijs op de Nederlandse scholen zoals ik dat in mijn eerdere blog heb beschreven.  

Geen opmerkingen: