vrijdag 15 oktober 2010

Vrijheid en Democratie

Op dit moment staat Wilders voor het gerecht op ondermeer de beschuldigingen dat hij heeft aangezet tot het zaaien van haat en dat hij zich discriminerend heeft uitgelaten over Moslims. Hoewel ik persoonlijk van mening ben dat Wilders deze uitspraken beter niet had moeten doen, omdat ze getuigen van weinig respect en dus onfatsoenlijk zijn voor de bevolkingsgroepen met een islamitische achtergrond in ons land, is het nog maar de vraag of hij hier juridisch voor aangeklaagd had moeten worden. Ik kan mij redelijk goed vinden in de analyse die Mr. G.B. van der Leest (oud adviseur bij BMG Consultinggroep in Amersfoort) geeft over de vrijheid (van meningsuiting) binnen de democratie. Hij schrijft hierover:

Stel dat iemand hier niet Mohammed maar Christus met Hitler gelijk zou stellen. Wat zou er dan gebeuren? Wij weten het uit ervaring. Inderdaad, veel protestanten en katholieken zouden zich er bovenmatig over opwinden. Zij zouden met kracht betogen dat nu toch werkelijk het moment is aangebroken om een beroep te doen op het verbod op godslastering.
Maar wij weten ook wet er daarna zou gebeuren. Velen zouden de vergelijking van Christus met Hitler terecht als buitengewoon onbetamelijk en primitief beoordelen. Misschien zou er zelfs een rechtszaak van komen. Maar daar zou alle publieke verontwaardiging - hoe begrijpelijk en invoelbaar ook - haar nemesis ontmoeten. En wij weten dat het zo ook hoort.
Er is de bekende uitspraak van Voltaire: 'ik vind Uw ideeën volstrekt weerzinwekkend, maar ik ben bereid mijn leven te riskeren voor uw vrijheid om die te uiten'.

Bedenk hoe uiterst contra-intuïtief het is om je eigen leven ervoor over te hebben om iemand anders ertoe in staat te stellen publiekelijk iets te zeggen dat ingaat tegen alles waar je zelf voor staat. Dat is even vreemd als onnatuurlijk: want wat ligt meer voor de hand dan van de Staat te verlangen om de schaamteloosheid te bestrijden? En sinds de dageraad van de mensheid heeft inderdaad tot voor zo ongeveer 1750 nooit iemand zoiets kras en vreemds beweerd. Maar dat was wel de basis van onze politieke vrijheid en van onze democratie.
In het Nederland van rond 1840, 1850 kon men de meest infame en schandalige dingen zeggen over God, Vaderland en Oranje, zonder dat een rechter bereid was om daar actie op te ondernemen. Heel ergerlijk en verdrietig inderdaad voor de tallozen die zich daarmee in hun meest dierbare gevoelens gekrenkt zagen - maar tegelijkertijd een triomf voor de vrijheid en de democratie.
Het inzicht was hier dat private verontwaardiging - hoe invoelbaar en terecht die ook zijn mag - nooit een basis mag zijn voor een publieke, strafrechtelijke veroordeling.

U mag zich mateloos opwinden over de opvattingen van anderen, en ieder weldenkend en redelijk mens mag het daarin zelfs met u eens zijn. Maar dat mag nimmer aanleiding zijn om die grens tussen publiek en privaat overschrijden. U zult dus knarsetandend moeten berusten in wat die anderen beweren, hoe geweldig moeilijk u dat ook valt. Doet u dat niet, en zou dat algemeen ingang vinden, dan bestaat het gevaar dat we weer terugkeren naar het Europa van de godsdienstoorlogen van de 16de en de 17de eeuw. Toen heeft het inderdaad maar een haartje gescheeld of Europa had een collectieve zelfmoord gepleegd vanwege de religieuze verdeeldheid tussen katholiek en protestant.

Het besef van die absolute en onoverschrijdbare grens tussen private verontwaardiging en publieke veroordeling heeft Europa gered van die dreigende collectieve zelfmoord. Uit dat besef werd onze vrije en democratische samenleving geboren. Eerst dat besef leerde ons om op een ordelijke en harmonieuze manier samen te leven met mensen wier opvattingen wij volstrekt verwerpelijk achten. Heel moeilijk, maar absoluut noodzakelijk in een complexe samenleving als de onze.

Geen opmerkingen: