donderdag 9 mei 2013

Ruimte om te kunnen leven

In een relatief vrij korte periode werd ik, zij het op enige afstand, meerdere malen geconfronteerd met de "waarom"-vraag, die kennelijk altijd achterblijft bij familie, vrienden en kennissen - leeftijdsgenoten vaak nog -, van een jongere die er zelf voor heeft gekozen vroegtijdig uit het leven te stappen. De verbijstering vanuit de omgeving is meestal groot. 'Gisteren hebben we nog met hem gesproken en hebben we nog gezamenlijk gelachen'.
'Ik kan het mij niet voorstellen mam, dat hij er niet meer is', zei onze oudste dochter onlangs aan tafel, na weer een zelfdoding van een leeftijdgenoot die zij tot haar kennissenkring mocht rekenen.

Later hadden Mieke en ik het er samen over... Mieke veronderstelt dat mensen en zeker jongeren vastlopen in de steeds hoger liggende eisen die de maatschappij aan hen stelt. Er moet bij voortduring gepresteerd worden - op school, op het werk en zelfs tijdens een ontspannende bezigheid als sport - en als je daar, om wat voor reden dan ook, niet aan kunt voldoen dan tel je algauw niet meer volwaardig mee. Mensen kunnen die alsmaar stijgende maatschappelijke druk niet meer aan. Als je daar geestelijk niet genoeg tegen bestand bent dan lijkt een zelfdoding soms nog de enige uitweg. Ik denk dat Mieke in essentie gelijk heeft. Absurd eigenlijk.

Via die absurditeit kom je al snel uit bij 'De mythe van Sisyphus', een essay geschreven in 1942 door de Franse filosoof Albert Camus. Sisyphus was een figuur uit de Griekse mythologie, welke als straf voor het uitdagen van de Goden, naar het dodenrijk werd verbannen om aldaar tot in de eeuwigheid een zwaar rotsblok tegen de helling van een berg op te moeten duwen. Steeds als hij halverwege was of bijna bovenaan dan rolde het rotsblok, geholpen door de zwaartekracht, met donderend geweld weer naar beneden. Sisyphus was daarmee veroordeeld tot het continue verrichten van zinloze arbeid en wist zich desondanks toch steeds weer te motiveren voor een nieuwe poging om het rotsblok naar boven te duwen.

Voor Albert Camus is Sisyphus de ultieme absurde held. Hoewel zijn arbeid zwaar, nutteloos en oneindig is, vraagt hij ons in te beelden dat Sisyphus rustig de berg afloopt, zijn steen achterna. Al naar beneden wandelend, wordt hij zich bewust van het absurde van zijn situatie.

Die ervaring van het absurde vloeit voort uit de confrontatie tussen enerzijds het menselijk verlangen naar duidelijkheid en betekenis en anderzijds de wereld zoals die is. En de wereld zoals die is, komt niet tegemoet aan dat verlangen. De mens stelt vragen, maar krijgt daarop geen antwoord.
Temidden van deze absurde situatie beschrijft Camus twee opties: ofwel we ontkennen deze absurditeit en vluchten weg in de schijnzekerheid van geloof en religie of we ontkennen ons eigen bestaan, worden daarvan depressief en mogelijk zelfs suïcidaal.

Voor degenen die de sprong naar religie maken, is de wereld ogenschijnlijk niet toevallig en chaotisch maar gepland en rechtvaardig: er bestaat immers een schepper, een leven na de dood, een voorbestemd doel, een absolute waarheid. Ook iemand die echter uit het leven stapt maakt een sprong, hij of zij kiest ervoor, vaak na een lange interne strijd, te ontsnappen aan de door hem of haar ervaren uitzichtloze situatie.

Camus zoekt als filosoof een derde weg: de aanvaarding van de absurditeit van ons bestaan en precies vanuit dit bewustzijn het besef te laten prevaleren om hartstochtelijk en intens te leven. Dat bewustzijn betekent in ieder geval: accepteren dat het leven zonder hogere betekenis is en dat er geen goddelijk stappenplan voor je klaar ligt. Er is tevens geen hoop op een hiernamaals, laat staan troost. Enkel en alleen dit sterfelijk leven is het enige leven waar we het mee moeten doen.

Dat besef vraagt om een omslag van de maatschappij om de steeds meer knellende prestatiedruk waaronder steeds meer mensen gebukt gaan, definitief los te laten en ruimte te geven aan ieders individuele behoefte om het leven intens te mogen (be)leven. Vol passie en hartstocht. Ieder naar zijn of haar eigen kunnen.
Er ligt een schone taak voor ons allen weggelegd om onze kinderen voor de maatschappij niet alleen van economisch toegevoegde waarde te laten zijn maar er vooral voor te zorgen dat zij vrij en onbevreesd als gelukkige mensen op onze wereld een betekenisvolle plek in kunnen nemen.

Geen opmerkingen: